Na de honderdjarige herdenking van de eerste IJzerbedevaart in 2020 kreeg ik dit jaar weer de opdracht om een nieuwe IJzerbedevaart in elkaar te boksen. Een hele uitdaging om een tweede editie op mijn conto te schrijven en tegelijk de vernieuwing in het herdenken van deze honderdjarige traditie door te voeren. De thema’s vrede, vrijheid en verdraagzaamheid blijven uiteraard centraal staan, en na de insteek van het vorig jaar, om die plek weer een vrijplaats te laten zijn voor de hedendaagse stemmen in het perspectief van die honderdjarige traditie, was het geen sinecure om die stemmen mee te krijgen op die plek, in die traditie. Tegelijk was de opdracht er om de bedevaart niet enkel voor die dag klaar te stomen maar ook te zorgen voor een langduriger effect.
Ik ging aan de slag met schrijfster en regisseur Kathelijn Vervarcke en we werkten verschillende pistes uit waaruit we een IJzerbedevaart konden samenstellen. Zo kwamen we tot de realisatie van twee scenario’s rond de figuur van Lode De Boninge die ook in een interview met historici Prof.Dr. Jos Monballyu en Francis Weyns werd geduid.
Een eerste kortfilm van Kathelijn die deze zomer werd gedraaid, “Elke tijd zijn Lode” bekijkt het verhaal van De Boninge vanuit verschillende periodes in de geschiedenis, en werd in een ‘quasi-historische’ stijl opgenomen. We bootsten archiefbeelden na uit die tijden en doorspekten die met een mogelijks persoonlijke blik van De Boninge, vanuit de biechtstoel. Het materiaal moet ook dienen als educatief pakket voor leerlingen van de derde graad, dus staken we er doelbewust historische vormfouten in, zodat jongeren echt van vals beeldmateriaal leren herkennen.
“Lode De Boninge, eigenlijk Louis” is een rechtbankdrama (en ook dat is de klucht) van de hand van Kathelijne en haar Dakbroeders, waarbij de ‘kritische toponymie’ op flessen wordt getrokken. Naar analogie met de bedenkingen bij de ‘Verschaeve straten’ gaan we dieper in op het in vraag stellen van de historische feiten in het perspectief van de hedendaagse vragen die ze oproepen. Ook deze kortfilm maakt deel uit van het lespakket dat werd voorbereid.
Twee historici werpen vervolgens hun licht op de figuur van Lode De Boninge: Prof.dr. Jos Monballyu combineert zijn twee vakgebieden, recht en geschiedenis, en bestudeerde, naast een uitvoerig oeuvre over heksenvervolgingen, de rechtzaken die tijdens en na WO1 tegen vlaamsgezinden werden gevoerd. Hij plaatst het mythevormend discours over de IJzerheld De Boninge in het perspectief van de feitelijke vervolgingen en veroordelingen. Francis Weyns dan weer is de auteur van de eindverhandeling (RUG) die de geschiedenis van de IJzerbedevaarten in het interbellum bestudeerde en waar we al uitvoerig uit hebben geput voor de tentoonstelling en IJzerbedevaart editie van 2020. Hij beschrijft hoe de mythevorming ontstaat binnen een organisatie die balanceert tussen radicaal pascifisme en rabiaat nationalisme.
Extra element dit jaar was een uitvoerig interview die ik had met Nelly Maes, dit jaar 80, die op de bedevaart -eindelijk- het woord kreeg. Als voorbereiding op haar bijdrage en ook omdat het nu eenmaal belangrijk is als museum om die flamingante geschiedenis te bewaren en ontsluiten, had ik een uitvoerig gesprek met iemand die die bewogen geschiedenis van dichtbij heeft meegemaakt en de delicate balans altijd in perspectief heeft gezet.
Uiteindelijk was het resultaat een ‘klassieke’ bedevaart aan de voet van de toren met, naast Nelly Maes dus, bijdragen van Kristin De Winter, over het werk van het Vlaams Vredesinstituut, en Wim Claeys die drie liederen bracht: een fragment uit zijn voorstelling “IJzer” waarbij WO1 als een banale familieruzie wordt bekeken, een lied van Stan Hodister uit 1917, “Wij Mannen”, dat ook het liederlijke leven achter het front beschrijft, en “k’zou zo gere willen leven”, het anti-oorlogslied van Walter De Buck. Traditioneel werd de (mea culpa, dit jaar iets te lang uitgevallen!) IJzerbedevaart afgesloten met een bijdrage van voorzitter Paul De Belder en de bloemenhulde naar de crypte.